De kamerplanttour komt terug! (½)
We beginnen in het midden, dan wordt het hele verhaal vanzelf wel duidelijk. Het is nogal een raar verhaal, namelijk: het verhaal van de kamerplanttour, waar beginnen we?
Ergens in 2013 vertelde een familielid (koude kant) me dat hij voor een Nederlandse bosbouwer aan de slag ging, specifiek tropisch teakhout. Raar verhaal, hij is een fiscaal jurist en bovendien is het Nederlandse klimaat niet geschikt voor tropische bosbouw. Dat was alleen geen belemmering. Het specifieke bos was enkele jaren ervoor aangelegd en zou na dertig jaar gekapt en verkocht worden, heb je een enorme kubus aan hout die als bouwmateriaal kan worden gebruikt. Dat is niet ongebruikelijk. Maar hoe kun je nou teakhout in de polder laten groeien?
Wat er gebeurde was het volgende. Een Canadees pensioenfonds had een hoop geld te beleggen en besloot daarvan onder meer dit bos te financieren, als je het kunt kappen is het feest voor de aangesloten gepensioneerden. Het bos moest wel in Guatemala staan, ten opzichte van Canada een warmer maar ook armer land. Dat heeft wat gevolgen voor de belasting die je moet betalen. Als een Canadees een bos in Guatemala plant en daar winst maakt, welk land mag dan belasting heffen? Sommigen zijn van mening dat het pensioenfonds in Canada belasting moet betalen, want het gaat om Canadees vermogen. Dat principe heet het woonlandbeginsel. Het land waar je woont heeft geld nodig en kijkt hoeveel de burgers in een jaar bij elkaar hebben weten te sprokkelen en daar wordt dan belasting over geheven.
Er is ook een andere visie. Het bos staat in Guatemala, als het wordt gekapt maakt het bedrijf gebruik van lokale werknemers die daar zijn opgeleid en men heeft wegen nodig die door de lokale overheid zijn aangelegd. Dan is het toch ook logisch als je daar belasting betaalt? Dat heet het bronlandbeginsel. In theorie is het mogelijk dat een bepaalde euro twee keer wordt belast, als je pech hebt: in de bronstaat en de woonstaat. Stel dat je een webwinkel hebt die winst maakt in de VS. De Amerikaanse belasting stuurt je daar een blauwe brief, want je kon in de VS winst maken; maar de Nederlandse fiscus laat je belasting betalen naar rato van je inkomen (‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’) en wil dus ook geld zien. Wat nu?
De enige oplossing hiervoor is een zogeheten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting. De twee overheden moeten onderkennen dat er een probleem is en regelen per verdrag hoe een ondernemer in een bepaalde situatie belasting betaalt. Als je meerdere bedrijven hebt, wereldwijd, en je denkt dat je een complex geval bent waarvan niet duidelijk is hoeveel belasting je moet betalen, dan kun je uitspraak van de belastingdienst vooraf vragen. Dan ontstaat er geen ruzie achteraf, over een aanslag die misschien tegenvalt. Zo’n regeling heet een APA, een ‘advanced pricing agreement’. Tot hier is er niets aan de hand.
In de wereld van het fiscaal recht zijn er nog een paar bijzondere begrippen. De rijkste landen ter wereld zijn verenigd in de OESO, zo heet die club. Ze hebben het volgende afgesproken. Als er onduidelijkheid is over de vraag waar men belasting betaalt, dan zal het rijke OESO-land afzien van belastingheffing. In het voorbeeld van het bos zou de Canadese belastingdienst van heffing kunnen afzien. Net als hun collega’s in Guatemala zullen ze van mening zijn dat er maar een keer belasting over de winst betaald hoeft te worden. Als Canada dat niet doet, geeft dat land Guatemala de ruimte wel belasting te heffen. Het is een vorm van ontwikkelingshulp, maar dan moet je wel zeker weten dat Guatemala ook echt belasting heft. Dat is geen zekerheid.
Landen in een positie als die van Guatemala bieden soms een tax holiday aan, een belastingvakantie. De lokale overheid probeert dan buitenlands geld te lokken met fiscale voordeeltjes. Het zou tegen het Canadese pensioenfonds kunnen zeggen dat het de eerste tien jaar of langer geen belasting hoeft te betalen, als het maar komt investeren. Dat zorgt voor meer werkgelegenheid bij de lokale bevolking en iemand anders krijgt wel een belastingaanslag. In dit voorbeeld zou niet Guatemala maar Canada belasting mogen heffen. Alleen is dat laatste land lid van de OESO en zag het ook af van belasting, dus niemand heft belasting.
Nu is er ook nog zoiets als dividendbelasting; in meerdere smaken. In de regel betaal je belasting als je winst overboekt, naar een ander land of een ander bedrijf. Als het genoemde teakhoutbedrijf het slim speelt, verwijst het in Canada naar het OESO-lidmaatschap van dat land en vragen ze in Guatemala om een ‘tax holiday’. Dan moeten ze alleen nog een beetje belasting betalen als het bos eenmaal gekapt is en de winsten inderdaad naar Canada gaan, overboeken wordt ook belast. Nu komt Nederland in beeld. Nota bene: als het ene bedrijf een belang heeft in een ander bedrijf, spreken we van een deelneming. Als het ene deel van het bedrijf in bijvoorbeeld Nederland staat en de deelneming in het buitenland, dan kun je al te maken krijgen met een complexe fiscale situatie.
Nederland heeft een oplossing genaamd ‘deelnemingsvrijstelling’. Dat werkt als volgt. Als een groep bedrijven een bepaalde winst meerdere keren overboekt, dan betaal je een keer belasting. Je hoeft dus niet je bedrijfsstructuur aan te passen om minder belasting te hoeven betalen. Zo heb je een vestiging van Blokker in de Amsterdamse Zeilstraat, stel dat die een winst van een euro maken omdat iemand daar een snijplank koopt. De winst wordt overgeboekt naar het moederbedrijf, Blokker Amsterdam: dan gaat er 25 procent af. Vervolgens boekt die de winst weer door naar een ander moederbedrijf, Blokker Nederland: gaat er weer een kwart af, enzovoort. Aan het einde van het jaar kan de boekhouder alle dubbel betaalde winst terugvragen maar dat is een hoop administratieve rompslomp. Daarom betaalt een enkel bedrijf in de groep van bedrijven belasting en is de rest vrijgesteld. Handig, logisch, niks aan de hand tot nu toe.
Een buitenlandse onderneming mag daar ook gebruik van maken. Je schrijft dan een bedrijf in in Nederland. Dan mag je hier van bepaalde fiscale voordelen genieten. Het staat je vrij in andere landen nog meer bedrijven op te richten en winsten heen en weer te schuiven. Als je het slim doet, betaal je helemaal geen belasting. Dat is soms vrij simpel, je gaat naar de Kamer van Koophandel (KvK), je vult wat formuliertjes in en je hebt al een bedrijf dat zelf verantwoordelijk is, ‘rechtspersoonlijkheid draagt’.. Nu heb je een Nederlands bedrijf, een besloten vennootschap (BV) en die mag zelfstandig rechtshandelingen verrichten. Mooi!
Mijn familielid (voormalige koude kant, had ik dat al gezegd?) adviseert bedrijven die geen of minder belasting willen betalen, zoals een Canadees bedrijf met een productiebos voor teakhout in Guatemala. In het laatste land vroeg hij inderdaad een tax holiday aan en de fiscus in Canada had al aangeboden geen winstbelasting te heffen, om Guatemala de kans te geven (die het land niet gebruikte). Vervolgens richtte hij een bedrijfje op in Nederland, die het eigendom van het bos overneemt. Even een korte opmerking: dit is dus een vrij onzinnige transactie. Het bos staat in Guatemala, terwijl de bij het pensioenfonds aangesloten spaarders in Canada wonen; waarom moet je dan geld overboeken via Nederland? Omdat je dan gebruik kunt maken van deelnemingsvrijstelling. Je stuurt de belastingdienst in beide landen een briefje waarop staat dat de dividendbelasting al in Nederland is betaald. Het tarief is nul, dus nu betaal je helemaal geen belasting. De fiscaal jurist stuurt een leuke rekening, iedereen blij.
Nu heb je wel een bedrijf ingeschreven in Nederland. In dit voorbeeld staat er dus een teakhoutbos in Nederland, op papier, terwijl dat hier niet kan groeien. Inschrijvingen in de KvK kun je makkelijk opzoeken. In Nederland heb je trustkantoren en fiscaal adviseurs, die helpen om dit soort constructies op te tuigen. Soms zitten er wel duizenden bedrijven ingeschreven op een verdieping in een kantorencomplex. Neem bijvoorbeeld Strawinskylaan 555 in Amsterdam. Als we daar naar bedrijven zoeken, vinden we een telecombedrijf uit Angola, Espereza BV (dat bij nationaal bedrijf Unitel hoort) en Marubeni Foods Investment Asia Coöperatief: dat is een spaarpot van een handelaar in Japanse voedingsmiddelen. Er is geen enkele praktische reden om die bij elkaar in een pand te laten zitten, anders dan fiscale redenen. Dit is maar een willekeurig voorbeeld.
In Nederland vind je ook Walmart, de Amerikaanse supermarktketen die hier geen winkels heeft. Door hier een vennootschapje te hebben profiteer je wel van bepaalde fiscale voordelen, vooral deelnemingsvrijstelling. Als je de term ‘Coöperatie’ of iets dergelijks ziet, net als bij de Japanner hierboven, dan gaat het in de regel om een lokale spaarpot. Merk ook op dat zowel Marubeni als Walmart Nederlandse bewoordingen gebruiken bij het oprichten van het bedrijf, welk een toeval. Dat komt natuurlijk omdat ze een Nederlandse handige fiscale jongen in de arm hebben genomen. Trustkantoren staan in Nederland onder toezicht van de centrale bank, DNB, met een online register.
Is het niet vreemd, dat bedrijven die overduidelijk niet Nederlands zijn, zich hier wel inschrijven? Nu zou het redelijk zijn, als die bedrijven hier ook echt mensen aan het werk hebben. Het meest evidente voorbeeld is McDonald's: iedereen weet dat het geen Nederlands maar een Amerikaans bedrijf is, maar ze bezitten hier panden en je ziet onze lokale jeugd al zwetend veel te zoute friet in een zakje vouwen. In het fiscaal recht heeft men het dan over een ‘vaste inrichting’, of anders gezegd: ‘substance’. Je weet dat het van origine een buitenlands bedrijf is, maar ze hebben hier zoveel geïnvesteerd, dat het wel redelijk is om ze te laten genieten van Nederlandse fiscale voordeeltjes.
De kamerplanttour gaat over bedrijven die wel heel creatief omgaan met het begrip ‘susbstance’ of ‘inhoud’. Wat is het absolute minimum dat je hier moet hebben, om je geloofwaardig te presenteren als Nederlands bedrijf? We komen nu aan in de wereld van de creatievelingen met belastingrecht. Voor we verder gaan is het belangrijk om een zeker onderscheid te maken, tussen het oprekken van de wet en het overtreden van de wet; ook wel het verschil tussen belastingontwijking en - ontduiking genoemd, dat zijn twee verschillende dingen. Ontwijking komt neer op het met de auto naar Duitsland rijden om daar balen met shag te halen, de accijns is daar lager. Is dat het offer in benzine waard? Dat moet de belastingplichtige zelf weten. Ontduiking zou betekenen dat je wel inkomen hebt genoten (om die shag te kunnen betalen bijvoorbeeld) maar daarover liegt bij het invullen van de belastingaangifte, dat is dus een overtreding.
Een Britse collega-journalist, Oliver Bullough, schreef het boek ‘Moneyland’. Daarmee bedoelt hij dat een fiscale vluchteling misschien een kolenmijn heeft in Oekraïne, waarvan hij de winsten wegsluist via Amsterdam, terwijl hij in Saint-Tropez Champagne drinkt en zijn kinderen naar een dure privéschool in Londen gaan. Deze daadwerkelijke cosmopolieten leven in een nieuw land, Moneyland. En belasting, die hoeven ze niet te betalen.
Hij heeft het ook over het verschil tussen ‘naughty’ en ‘evil’ money. ‘Naughty’ is stout. Je oom is tandarts en trekt op vakantie kosten voor zijn werk af die dat niet helemaal zijn, of hij rijdt wat contanten naar een bank in Luxemburg. Niet netjes, waarom doe je dat als je het al goed hebt? Dat zijn vragen die je kunt stellen. Slecht geld is veel erger. Neem het voorbeeld van het Angolese telecombedrijf hierboven. Tot enkele jaren geleden had dat Afrikaanse land een dictator, Dos Santos. Zijn dochter heeft honderden miljoenen uit de staatskas geroofd, met managementposities die ze kreeg van haar corrupte vader. De publieke sector in Angola betaalt de prijs met voorzieningen die falen: denk aan ziekenhuizen met overbodig veel sterfte bij de geboorte of gebrekkig onderwijs.
Bij de kamerplanttour maken we de afspraak dat een zekere constructie of transactie altijd ‘stout’ is; pas bij een gerechtelijke uitspraak, een bekentenis of ander knetterhard bewijs is het iets anders. Neem nog eens het Angolese bedrijf dat we hierboven bespraken.
Angola ligt in Afrika maar de dochter van de voormalig dictator heeft bankrekeningen in Zwitserland. Dan is er een Nederlands bedrijf opgericht, om winsten uit dat land weg te trekken en naar Zwitserland te brengen. Dat is de bijdrage van een Nederlandse vennootschap in deze.
Het bedrijf dat we in Amsterdam vinden, heeft dan 315 mensen in dienst en bijna een half miljard aan balanstotaal. Dat moet een flink hoofdkantoor zijn! Als we dan kijken, vinden we een zo smal mogelijk kamertje in het WTC, smaller krijg je ze niet, met een koffiezetapparaat en een kamerplantje. Kijk dit filmpje even, dan krijg je gevoel bij een kamerplanttour.
Waarom moet je eigenlijk zo’n troosteloos kantoortje hebben? De Nederlandse belastingdienst wil graag ingeschreven bedrijven kunnen controleren, dat is logisch. Daarom heb je als buitenlands bedrijf met een Nederlandse ‘holding’ ook een fysieke locatie met een brievenbus: daarom heeft men het ook wel eens over brievenbusbedrijven. De inspecteur moet je ook kunnen bellen. Is het verplicht om per kamertje een enkele telefoon te hebben, of mag je met meerdere ondernemers via een centrale dezelfde telefonist delen? Dat kan, dat scheelt weer. De wetten worden wel aangescherpt, zo moet de telefonist sinds 2021 wel een ton verdienen.
Zoals je in het filmpje ziet, zitten de evidente creatieve fiscale constructies tussen de echte bedrijven. Wat is nu nep en wat is echt, vroegen sommige inspecteurs van de belastingdienst zich af. Hun werkgever stelde voor dat ze moesten kijken naar tekenen van echte bewoning, er moeten dus echte werknemers zitten: dan is er sprake van een lokaal bedrijf met inhoud, ‘substance’. Zo’n bedrijf mag voordelen genieten van fiscaal Nederlanderschap, anderen niet. Bij de belastingdienst is besproken dat koffiezetapparaten en kamerplanten goede indicaties zijn van een echt bedrijf waar ook echte werknemers te vinden zijn. Want personeel dat er niet is, drinkt geen koffie en maak je ook niet blij met een kamerplant. Bovendien, wie geeft die dingen water? Op een gegeven moment heb je allemaal bedrijven ingeschreven met het minimale aan substance: je zou er bijna een kamerplantsafari van kunnen maken.
Even over mevrouw Dos Santos: haar bezittingen zijn bevroren, op vrijdag 3 oktober 2024 ging ze nog in beroep en dat heeft ze verloren. Dan ga je inderdaad weg van het gebied dat enkel ‘naughty’ is. In ieder geval hebben we een hoofdstad die rijkelijk versierd is met ‘buitenlandse hoofdkantoren’ waar je in alle eerlijkheid niets aan verdient. In deel twee kijken we naar de ondernemers waarvan je kunt zeggen dat ze verder gaan dan 'naughty' zijn. Nota bene; dit artikel is geschreven vanwege een kamerplanttour in de zeer nabije toekomst, waarbij we de betreffende bedrijven nog eventjes in het ongewisse willen laten. Er volgt later meer informatie.
Wilt u mijn gegraaf mogelijk maken? Ga naar BackMe, of u koopt mijn boek, Het Euro Evangelie: Eventueel laat u uw waardering voor dit artikel merken via de knop hieronder. Of niet.