Als je grote ambities hebt, moet je bereid zijn offers te brengen. Daar gaat het mis met de Europese muntunie, de kern van de EU: daarvoor was er een succesvolle Europese Economische Gemeenschap - wel handelen, geen gemeenschappelijke munt en zeker niet voor elkaars fouten hoeven opdraaien. De EU bracht de eenheidsmunt en is ingericht met de duidelijke belofte dat het gratis zou zijn en dat kan niet. In twee delen introduceren we het Obstfeld-Mody effect, naar twee heren die er niet om vroegen. De euro en daarmee de EU is instabiel door een gebrek aan wilskracht om offers te brengen. Dat is zo evident dat we het er liever niet over hebben, waarom ook als je op de bank naar Netflix kunt kijken. Een Nexit is trouwens niet onvermijdelijk: je kunt prima doorgaan met een euro, als Nederland maar gewoon fors over de brug komt en dan niet zeurt of radicaliseert. Realistisch? Vandaag deel 1.
Kent u Ashoka Mody en Maurice Obstfeld? Het zijn twee bekende economen, die allebei onderzoek hebben verricht voor het IMF. Er is geen reden om aan de inhoud van hun werk te twijfelen. Ze hebben een vervelende waarheid. De euro, het geld dat we nu hebben, is instabiel. Er zitten weeffouten in de opzet van de muntunie. Kort gezegd kan een muntunie wel bestaan, maar dan moet je accepteren dat de lidstaten grote onderlinge solidariteit kennen. Je kunt niet zeggen: Nederland en Griekenland hebben hetzelfde geld, maar dat betekent niet dat ze ook een gemeenschappelijke rekening moeten hebben en voor elkaar gaan betalen. Dat is onmogelijk. Een euro is niet enkel ‘handig’ voor op de camping, de munt bindt de landen in een federale unie daar waar de betalende kant geen zin in heeft. Dat is de weeffout. Het bijzondere is dat de cijfers achter de constatering niet zo controversieel zijn, tenminste, in de wereld buiten de eurozone. Daar binnen is er sprake van een ‘Euro Evangelie’, zo heet mijn boek ook en dat is geen toeval. We kijken massaal fanatiek weg voor de evidente weeffout, hopend op een wonder.
We beginnen met Maurice Obstfeld. Om het toegankelijk te houden: begin eens met dit artikel in The Economist, over ‘rode’ en ‘zwarte’ staten in de VS. De eerste groep staten schrijft rode cijfers en krijgt hulp van andere staten, de zwarte. In een muntunie is dat normaal. Een land met een munt, zoals de VS of de Eurozone, bestaat bij de gratie van onderlinge samenhang en dat vertaalt zich in harde pegels, transfers die van de ene staat naar de andere gaan. De tragiek van de EU is dat men hier denkt wel een gemeenschappelijke munt te kunnen hebben, zonder transfers die in de VS aan de orde van de dag zijn. In de VS is de staat New York de rijkste, met een GDP per inwoner van meer dan 100 duizend dollar. Er wonen 19 miljoen mensen, dus de economie is iets meer dan twee biljoen dollar groot. Als New York zich zou afsplitsen van de VS, was het de op tien na grootste economie van de wereld. Californië en Texas hebben een grotere economie maar in verhouding veel meer inwoners.
De armste staten in de VS zijn Mississipi en West-Virginia, het inkomen per hoofd is niet eens de helft van dat van New York. De geregistreerde armoede is ook aanmerkelijk hoger en er zijn zelfs nog plekken zonder werkend riool. In de VS is het zo dat New York soms wel tien procent van zijn eigen inkomen afstaat aan de armere broeders in de muntunie. Dat is het verschil tussen wat de federatie daar aan belasting heft en vervolgens weer uitgeeft. De VS doen dit bewust, zo trekken ze de verschillen recht. Deze solidariteit zorgt ervoor dat Amerikanen samen in een dollarzone kunnen zitten. Zou Nederland ook zo gul zijn voor Portugal en Griekenland? Als het antwoord ‘nee’ is hebben we een probleem.
Lid zijn van een federatie met een munt heeft voordelen maar ook nadelen. Dat geldt voor staten binnen de VS, maar ook voor Nederland en Griekenland, feitelijk twee provincies binnen de federale Europese muntunie. Nederland gedraagt zich als een soeverein land met een eigen mening, maar zo werkt het al een tijd niet meer. Brussel bepaalt, Nederland betaalt, gewillig. Het voordeel zit hem erin dat lidstaten elkaar kunnen helpen, ook op militair vlak. Ook hebben lidstaten in een muntunie geen last van handelsbelemmeringen, je kunt als ondernemer links en rechts al je waar verkopen en dat heeft grote economische voordelen. Daar mag wel bij worden vermeld dat de VS en alle lidstaten van de eurozone ook lid zijn van vrijhandelsorganisatie WTO, dus daar hoef je het niet meer om te doen.
Er zijn ook nadelen. Als een zekere staat, die economisch gezien relatief zwak is, dezelfde munt krijgt als een sterke broeder, krijgt die een probleem om concurrerend te zijn. Vergelijk het alsof je als amateur mee gaat doen met een trainingsgroep voor de marathon, waar ook de wereldkampioen in te vinden is. Iedereen moet zich aan dezelfde snelheid houden en dat is vervelend voor iedereen: de kampioen wil sneller, u niet. Bij muntunies werkt dat ook zo. Een relatief arme staat zou een rentebeleid kunnen voeren dat past bij de lokale omstandigheden, als je zelfstandig bent tenminste. En als je producten te duur zijn voor de export, dan is er altijd nog de valutamarkt. Een gebrek aan export zorgt voor minder vraag naar je munt, die daardoor in waarde daalt. Vervolgens is je export wel goedkoper geworden en zo kun je toch concurrerend blijven.
Bij discussies over Europese integratie wordt het al snel emotioneel. Het is heel makkelijk om de Oorlog erbij te halen, maar dat is niet terecht, in alle eerlijkheid. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een Europese gemeenschap van kolen en staal en daarna vrijhandel binnen de Europese Economische Gemeenschap, de EEG. Dat was een groot succes. In 1991 werd de EU opgericht, waarbij de lidstaten besloten alle munten aan elkaar te koppelen. Dat is de euro geworden en dat was iets te ambitieus. Immers, als bijvoorbeeld Nederland en Griekenland allebei hun munten aan die van Duitsland koppelen, dan moet je je afvragen of ze daar wel tegen kunnen. Bij Griekenland is dat niet het geval. Vanaf de Oorlog heeft dit land de munt constant moeten devalueren, om nog concurrerend te blijven. Door de euro in te voeren haal je dat mechanisme in één keer weg en dat heeft zijn gevolgen. Het gaat hier dus niet om het moment van invoeren van de fysieke munt, of de daadwerkelijke omwisselkoers: het probleem zit hem in het verdwijnen van de flexibiliteit. In de dertig jaar voor het vastzetten van de koersen van de Griekse munt aan die van de Duitse, is de laatste 2322 procent meer waard geworden in termen van de eerste. Duitsland en Griekenland verschillen te veel voor een monetair huwelijk.
Eenzelfde grafiek voor Nederland laat zien dat dat voor ons land geen probleem is. Nederland en Duitsland zouden samen in een muntunie kunnen zitten, zonder te veel een beroep te moeten doen op veel solidariteit. Het probleem met de euro is dat het hele continent erin moet en daar ga je de mist in. Het project is te groot, te complex.
Het gevolg laat zich raden: er komt een schuldencrisis. Die zou je kunnen oplossen met transfers, maar Europeanen houden zichzelf voor dat dat niet nodig is. In het verdrag van Maastricht, waar we de euro aan te danken hebben, staat dat de euro een succes moet worden, vanzelf, maar dat het niks mag kosten. Door het op papier te zetten, zou het uit zichzelf moeten gebeuren. Dat was de wens van de Europese regeringsleiders die besloten tot de invoering van de euro. De Fransen wilden graag een zo groot mogelijke muntunie, om de macht van Duitsland te verwateren. Dat verklaart de Griekse en Italiaanse deelname.
Om de Nederlanders binnenboord te houden is wel de belofte gecommuniceerd dat het allemaal niks zou hoeven kosten, terwijl neutraal wetenschappelijk onderzoek naar muntunies leert dat dat onmogelijk is. Je maakt in een beweging de euro complexer én gratis. Zo sukkel je van de ene crisis naar de andere en gebruik je gelegenheidsargumenten om de knip te trekken. Dat brengt ons bij het werk van die andere econoom, Mody. Het verbaast hem dat dergelijke mechanismen in de eurozone zeer goed zichtbaar zijn maar dan Europeanen hemel en aarde bewegen om het er maar niet over te hebben. Zo los je de ellende nooit op.
Dat bespreken we in deel 2, morgen dus. Toevallig had ik hier een goed gesprek over met Bart Brands van Gold Republic, hieronder te zien. Mijn boek is te koop in de webwinkels, als u hier klikt krijg ik net meer marge en anders ondersteunt u mijn werk op Backme.org. Tot morgen!